102.000 namen voorlezen
Het is 2 uur en ik rij mijn slapende dorp uit. Na tien minuten passeer ik de school van Fien, die zelf op een steenworp afstand in dromenland vertoeft. Zij is één van de personen voor wie ik dit doe. Bij vlagen schaam ik me voor de wereld waarin ze opgroeit, die zo verdeeld is, vaak zwart/wit. De polarisatie, toenemend antisemitisme. Opdat we dit nooit vergeten.
In mijn tas een knuffel van Fien. Zo is ze er toch een beetje bij.
Ik doe het voor mijn ouders, actief in het verzet. Beiden zijn er niet meer. Voor mijn tante die mijn tante niet was. Voor haar man, die vlak voor de bevrijding werd gefusilleerd. Voor de 148 vermoorde Joodse mensen van wie ik de naam mag voorlezen.
Ik weet me gesterkt door de vele lieve berichtjes die ik op voorhand mocht ontvangen. Een groot hart onder de riem.
Het is zeldzaam rustig onderweg. Assen, Hooghalen. Ik steek het spoor over. 2 kilometer te gaan. Pikkedonker. Ik realiseer me dat het precies de weg is, die mijn tante omgekeerd afgelegde, eveneens in het donker, te voet. Samen met 115 andere vrouwen en 200 Duitse soldaten als begeleiders. Een dag voordat Westerbork werd bevrijd, 12 april 1945, trokken ze noordwaarts, op de vlucht voor de geallieerden. Een mars van vier dagen, drie nachten. Totdat de Duitsers ze voorbij Zuidhorn achterlieten. Vrij waren ze.
In de verte zie ik het logo van Westerbork, in licht afgebeeld op een muur. Een stuk prikkeldraad. Ik heb geen idee wat het met me zal doen, het voorlezen van 148 namen. Een prachtig initiatief om zo te herinneren. 102.000 namen in totaal, Joden, Sinti, Roma. Ik meld me bij de balie van het museum, dat deze dagen dag en nacht geopend is. Ik sta op de lijst. Zo komt een pendelbus, die me naar de plek brengt waar de namen worden voorgelezen.
Even overweeg ik te voet te gaan, maar het blijkt drie kilometer te zijn. Door het donker. Dan maar met het busje. We passeren een veewagon, het huis van de kampcommandant. Dan in het donker de verlichte tent. Hier is het. Binnen schuif ik aan tafel bij twee andere voorlezers, ze lezen aansluitend mijzelf. De een komt uit Westbeemster, de ander Peize. De laatste neemt het stokje van mij over. Bij de naam Presser. De eindeloze lijst met Presser.
Ik druk de hand van Hilbrand, mijn begeleider. Hij geeft tekst en uitleg. Op een monitor zie en hoor ik hoe een jongen van een jaar of dertien voorleest. Van Praag, talloze malen. Ik ben onder de indruk.
We gaan naar binnen. Hier gebeurt het. Het eerste wat ik zie is de transparante achterwand. Daarachter het schaars verlichte veld met de 102.000 stenen. Een enkele foto steekt er bovenuit. Dat beeld komt binnen. Geen mooiere plek dan deze om voor te lezen. Niets is toeval.
Fijn, Hilbrand wil een paar foto’s en een filmpje maken. Net te voren bevestigde hij mijn vermoeden dat wanneer iemand toch uitvalt, het de begeleiders zijn die het stokje overnemen. Deze nacht is dat 1 keer gebeurd. Nee, hij heeft niet gelezen. Hij heeft zijn moeder afgelopen donderdag begraven. Nu voorlezen vond hij te emotioneel.
Het is zover, 3.40 uur. Daar is de blauwe streep op het scherm. Dan passeert de eerste naam op mijn lijst; Joël Jesaijas Premselaar, zeventig jaar. De blauwe streep geeft het leestempo aan. De namen zijn me een klein beetje vertrouwd door het oefenen thuis. Er zitten prachtige namen tussen; Wolf, Fietje, Rosetta, Engeltje, Vogeltje.. Onmiskenbaar hele generaties, kinderen, ouders, grootouders; de familie Preso. Nehemias Israel Preso, tweeënnegentig jaar.
En Branca Presser, vier maanden.
Het lezen zelf valt me mee. Tegelijk zijn de namen dichterbij dan ooit. En voelt het zo dankbaar dit te doen.
Levie Presser, zesenveertig jaar.
Mijn laatste naam. Ik luister even naar de volgende lezer, die verder gaat met de eindeloze rij Presser.
Weer terug in het zaaltje vertelt Hilbrand dat deze nacht vier lezers op rij de naam Polak hebben voorgelezen. Onder hen een Polak, die namen van de eigen familie voorlas. Met een toevoeging; Gerben Polak, zevenentachtig jaar, mijn broer.
Hilbrand vindt dat ik het goed heb gedaan. Dank je wel. Hij blijkt vrijwilliger en gids te zijn. Hij is bekend met het verhaal van mijn tante. Dat is bijzonder. Hij wijst met de vinger. Op vijftig meter afstand heeft de barak gestaan waar mijn tante, 12 uur per dag, het werk moest verrichten. Batterijen slopen. Vies, smerig, zwaar werk. Barak 57, zegt hij. Dezelfde barak waar Anne Frank hetzelfde werk heeft verricht. Hij knikt.
We hebben duidelijk een klik. Zijn nog lang niet uitgepraat, maar zijn plicht roept. Zijn volgende lezer wacht. Die wil graag wat tekst en uitleg bij het lezen van enkele bijzondere Joodse namen.
Ik blijf een tijdje zitten. Duik dan de nacht in. Langs de 102.000 stenen. Over het terrein schallen de voorgelezen namen. Wat mooi. Ik probeer het in me op te nemen.
Het busje wacht. Samen met de twee personen die na mij hebben gelezen, stap ik in. Het is stil, het korte stukje terug. Alle drie zijn we onder de indruk.
Voordat ik vertrek, lees ik in de auto enkele berichtjes die ik heb ontvangen. Ze ontroeren me. De wekker gezet, opgebleven om dit zo met me te delen. Ze zeggen geraakt en geroerd te zijn. Net als ik. Zelfs een opname van mijn voordracht.
Ik ga rijden. Met onderweg muziek van de cd Shtil, di nakht iz oysgeshternt, Joodse muziek, gecomponeerd in de getto’s en concentratiekampen. Niet eerder heb ik de muziek zo toepasselijk ervaren als nu.
Ik passeer op een steenworp afstand mijn werk. In de voorgevel van het hoofdgebouw zit een steen gemetseld met de mededeling dat vanaf deze locatie april 1943 twintig Joodse mensen, psychiatrische patiënten, zijn opgepakt en afgevoerd.
Twintig. Alleen een getal. Geen namen. Die heb ik recent boven water gekregen, in het piep kleine museum van de instelling, weggestopt op een zolder. In de kaartenbakken met patiëntengegevens ook die van de genoemde twintig. Met naam en toenaam. Een enkeling met een foto. Ineens krijgen ze behalve een naam ook een gezicht. En een melding van de aard van de klachten. Bij een aantal staat: ‘suïcidaal’.
Geen van de twintig staat op de lijst met namen die ik heb voorgelezen. Dat ze tussen de 102.000 staan, ongetwijfeld. Via contact met Westerbork weet ik dat ze na het vertrek uit Assen, vanuit het kamp in Westerbork op de eerste trein zijn gezet. Binnen een paar dagen waren allen vermoord in Auschwitz of Sobibor.
Verder op weg naar huis. Met in gedachten de tip van Hilbrand. Hij was het met mij eens; 6 jaar is te jong. Over vijf jaar weer. Dan samen lezen met dochter Fien. Opdat ook zij het niet vergeet.